nederlandse naam
|
Gewone paardenbloem
|
botanische naam
|
Taraxacum officinale Wiggers s.s.
|
opgave
|
paardebloem
|
trefwoord
|
paardenbloem
|
hoofdtrefwoord
|
paard-bloem
|
toelichting
|
|
vragenlijst
|
ZND 15 (1930)
|
vraagnummer
|
013
|
omschrijving
|
Paardenbloem. — Fr. pissenlit. — Lat. taraxacum officinale. Geel stervormig bloemhoofd, samengesteld uit een groote hoeveelheid smalle, lange bloemblaadjes. De zaadjes zijn gepluimd en de kinderen vermaken zich er mee de zaadpluisjes weg te blazen al tellend hoe dikwijls ze blazen. De bloemstengel schiet uit den wortel op, is hol en geeft melksap. De jonge spruitjes worden in het voorjaar als sla gegeten. Wordt aangetroffen in alle bouw- en weilanden. Ook geheeten: pisbloem (de plant zelf: suikerij).
|
kloekecode
|
K317p
|
plaats
|
Leopoldsburg
|
regio
|
Belgische provincie Limburg: Noord
|
datering
|
1930
|